Programmaboekje
Dvořák!
Vrijdag 30 september – 20.00 uur
Antonín Dvořák (1841-1904)
Symfonie nr. 5 in F, op. 76 (1875)
Allegro, ma non troppo
Andante con moto
Scherzo: Allegro scherzando
Finale: Allegro molto
Pauze
Antonín Dvořák
Celloconcert in b, op. 104 (1894-1895)
Allegro
Adagio, ma non troppo
Finale: Allegro Moderato
Antonín Dvořák
Waldesruhe uit ‘Het Boheemse woud’, op. 68, nr. 5 (1883, orkestratie 1893)
Einde concert circa 22.00 uur
Jonathan Bloxham - dirigent
Studie Begon met cellospelen op zijn achtste. Studeerde aan de Yehudi Menuhin School & Royal College of Music en Guildhall School of Music and Drama. Kreeg dirigeerlessen van o.a. Sian Edwards en Paavo Järvi.
Highlights Was medeoprichter en cellist van het Busch Trio waarmee hij concerten gaf door heel Europa. Was assistent-dirigent van de City of Birmingham Symphony Orchestra (2016-2018), dirigeerde daarna o.a. de Deutsche Kammerphilharmonie, Orchestre Philharmonique du Luxembourg, London Symphony, Salzburger Mozarteumorchester, London Philharmonic en in december 2020 het Residentie Orkest. Maakte in 2021 zijn debuut bij het beroemde Glyndebourne Festival.
Julian Steckel - cello
Opleiding Studeerde bij Ulrich Voss, Gustav Rivinius, Boris Pergamenschikow, Heinrich Schiff en Antje Weithaas.
Highlights Soleerde met orkesten als de Royal Philharmonic Orchestra London, Orchestre de Paris, Münchner Philhamornie, Residentie Orkest, Rotterdams Philharmonisch Orkest en Bamberger Symphoniker. In kamermuziekverband gespeeld met Janine Jansen, Vilde Frang, Lars Vogt, Menahem Pressler en Renaud Capuçon.
Prijzen ARD-Musikwettbewerb (2010); ECHO Klassik (2012).
Overig Hoogleraar cello op de Hochschule für Musik und Theater München.
Residentie Orkest Den Haag
Opgericht Den Haag, 1904
Huidige chef-dirigent Anja Bihlmaier
Vaste gastdirigenten Richard Egarr en Jun Märkl
Chef-dirigenten Henri Viotta, Peter van Anrooy, Frits Schuurman, Willem van Otterloo, Jean Martinon, Ferdinand Leitner, Hans Vonk, Evgenii Svetlanov, Jaap van Zweden, Neeme Järvi, Nicholas Collon.
Te zien in o.a. Amare, Paard, De Nationale Opera, Koninklijk Concertgebouw, De Doelen, TivoliVredenburg.
Educatie Jaarlijks bereik van ruim 40.000 scholieren, volwassenen en amateurmusici in educatieve projecten. Onderdeel hiervan is The Residents, waarmee het orkest honderden kinderen uit Haagse wijken in contact brengt met klassieke muziek.
Dvorák
Opgroeiend in het Boheemse dorpje Nelahozeves, een gehucht dat minder dan vijftig huizen telde in een landschap van uitgestrekte velden, landerijen en zacht glooiende heuvels, kwam Antonin Dvořák al vroeg in aanraking met muziek. Zijn vader bestierde een slagerij en een herberg maar bespeelde tevens uitstekend de citer. Van hem kreeg de kleine Dvořák zijn eerste muzieklessen die later op de dorpsschool werden voortgezet. Muziek maken zat de dorpsbewoners sowieso in het bloed, zo beschreef Dvořák treffend in een interview met de Britse Sunday Times in 1885: “Alle Slaven houden van muziek. Ze kunnen de hele dag in het veld werken, maar ze zijn altijd aan het zingen en de ware muzikale geest brandt vurig in hen. En wat houden ze ook van dansen! Op zondag, als de kerk uit is, beginnen ze muziek te maken en te dansen, vaak tot vroeg in de volgende ochtend. Elk dorp heeft een orkestje van zo’n acht of tien muzikanten – ik behoorde tot het onze zo gauw ik een beetje kon fiedelen.” De volksmuziek werd Dvořák met de paplepel ingegoten. Het verwondert dan ook niet dat hij als componist zijn expressieve lyriek en krachtige ritmiek combineerde met elementen uit de Slavische volksmuziek. Deze stijl openbaarde zich met name vanaf de Vijfde symfonie, die Dvořák in 1875 in slechts vijf weken tijd op papier zette. Een symfonie heel anders dan de vorige, waarin Wagners invloed nog heel duidelijk aanwezig is met veel broeierig drama, groots slagwerk en regelrechte Wagner-citaten. In de Vijfde breekt Dvořáks Boheems-expressieve stijl door: meer ontspannen, vloeiender, landelijker met heerlijke vogel- en jachtgeluiden en natuurlijk enkele Boheemse dansen. Dat de pastorale symfonie midden in de natuur tot stand kwam moge hoorbaar zijn.
“De cello is een prachtig instrument maar zijn plaats behoort in het orkest en in kamermuziek. Als solo-instrument komt de cello niet goed tot zijn recht.” Opmerkelijke woorden voor een componist als Dvořák, die aan het einde van de negentiende eeuw een van de beroemdste celloconcerten ooit zou componeren. Een eerste proeve van bekwaamheid op het gebied van soloconcerten deed hij al op 23-jarige leeftijd bij het schrijven van zijn eerste Celloconcert in A, waarschijnlijk geïnspireerd door zijn liefde voor Josefina Cermáková, de zus van zijn latere vrouw Anna. Helaas wees Josefina hem af en het concert werd nooit georkestreerd. De geschiktheid van het instrument, de “nasale klank in het hoge register van de cello en de mompelende klank in het lage register” deden Dvořák twijfelen opnieuw een celloconcert te schrijven, ook al werd hij aan alle kanten daartoe aangespoord. Pas tijdens zijn verblijf in New York – Dvořák was van 1892 tot 1895 artistiek directeur en docent compositie aan het National Conservatory of Music – raakte hij zo onder de indruk van het Tweede celloconcert van mededocent Victor Herbert dat Dvořák besloot zelf wederom een Celloconcert te schrijven, in slechts drie maanden tijd. Werkend aan het tweede deel ontving Dvořák het bericht dat zijn vroegere jeugdliefde Josefina ernstig ziek was. Uit respect voor zijn schoonzuster verwerkte hij het voor haar geschreven lied Lasst mich allein in het Adagio. Haar overlijden in mei 1895 greep Dvořák zo aan dat hij het slot van de wervelende Finale aanpaste door een meditatief gedeelte met verwijzingen naar het eerste en tweede deel toe te voegen, vlak voordat het orkest het accelerando inzet om het concert majestueus te eindigen.
Toen eind 1891 Dvorák besloot het aanbod om directeur te worden van het National Conservatory of Music in New York te accepteren, begon hij vrijwel meteen voorbereidingen te treffen voor zijn vertrek in september 1892. Muziekuitgever Velebin Urbánek organiseerde begin 1892 een heuse afscheidstournee voor Dvorák door Bohemen, die als pianist in een trio samen met violist Ferdinand Lachner en cellist Hanus Wihan optrad. Belangrijkste werk op het programma was het recent gecomponeerde Dumky Trio. Dvorák wilde ook nog een werk waarin de cello kon soleren. In de kerstvakantie wijdde hij zich daarom onder andere aan het componeren van het Rondo in g en aan het bewerken van het vijfde deel uit de cyclus ‘Aus dem Böhmerwald’, bestaande uit zes karakterstukken voor piano vierhandig uit 1883. Het deeltje droeg de titel ‘Klid’, dat Dvorák voor deze bewerking letterlijk naar het Duits vertaalde met ‘Die Ruhe’. Zowel het Rondo als Die Ruhe werden zo populair dat Dvorák beide werken in de herfst van 1893, toen hij al in New York was, bewerkte voor cello en orkest. Uitgever Fritz Simrock veranderde de titel uiteindelijk naar Waldesruhe; het geldt nog altijd geldt als een van Dvoráks beste adagio’s.
Fun Fact!
Antonín Dvořák
(Nelahozeves, 8 september 1841 – Praag, 1 mei 1904)
Op zijn oude dag werd Dvořák lid van de Oostenrijkse senaat. Op 14 mei 1901 aanvaardde hij deze erebaan, was aanwezig bij een vergadering, nam al de potloden mee van zijn bureau omdat zij perfect waren voor het componeren en kwam nooit meer opdagen.
.jpg/04d36f5cd5f437d719e1c0d8aca662c3.jpg)
Leuk om te weten!
Treintjes
Dvořák was een groot treinliefhebber. Hij kon uren doorbrengen op het station in Praag en kende alle vertrektijden uit zijn hoofd. Als hij lesgaf, moesten zijn leerlingen precies vertellen hoe hun laatste treinreizen waren verlopen. In de Verenigde Staten ontwikkelde hij nieuwe passies: stoomschepen en duiven.
Dvořáks Celloconcert stond voor het eerst op de lessenaars van het Residentie Orkest in februari 1907, met de wereldberoemde Pablo Casals als solist. De Vijfde symfonie van Dvořák werd voor het eerst én het laatst gespeeld in 1943, bijna tachtig jaar geleden.
.jpg/d0d3d3d420c7d8fcfafcc376b58fdfbb.jpg)